Muf

De geur is nog precies dezelfde.
Muf is niet het woord dat ik wil gebruiken, muf wijst op vocht en schimmel.
Ik noem het stoffig, zoet.
Een verwarmende geur. Een reuk-omarming.
Ik wandel voorbij de balie en twijfel niet, loop naar de fictieve romans die nog altijd staan waar ik ze verwachtte. Ik neem een bocht naar links en zie een man met baard me in het oog houden.Ik houd mijn hoofd schuin om de eerste letter van de namen van de auteurs te checken en voel tranen opkomen. Ik ben bij de “P” en heb de “T” nodig.
Tolkien.
De bebaarde man blijft in mijn buurt, rommelt in rekken, beantwoordt vragen.
De boekenrekken staan nog in dezelfde rijen opgesteld. Ze staan wat schuin en achteraan is een glazen wand waarachter de kinder – en jeugdboeken zich bevinden.
Ik heb geen herinneringen aan die ruimte. Ik kwam hier nooit voor mezelf, ik vergezelde mijn moeder die elke week 5 boeken kwam uitzoeken voor haar vader. Ik leende boeken uit in een andere bibliotheek. Mijn taak was speuren naar een revolver op de rug van de boeken, en de auteur moest een man zijn.
Sheldon, Ludlum, Chandler, Le Carré, Simenon.
Misdaad en mannelijk.
Het werd moeilijk om nog boeken te vinden die mijn grootvader nog niet gelezen had.
Ik herinner me dat ik vroeg waarom het geen vrouw mocht zijn.
“Dat leest hij niet graag”, was het korte antwoord van mijn moeder.
Ik fronste.
Een moment dat er ingegroefd staat. Mijn moeder had de gewoonte dingen aan te nemen, en als ik er een kritische vraag over stelde trok ze haar schouders op.
In haar plaats had ik er toch een Patricia Highsmith tussen gemoffeld.
Maar ik weidde me aan mijn taak.
Gehoorzame dochter die probeerde uit het vizier te blijven.
Fronsen was soms al glad ijs.

Ik ben even de weg kwijt merk ik en loop nu langs enkele andere rekken, de U, de V, de W.
Ik keer terug op mijn passen.
Ik bedenk me dat Tolkien waarschijnlijk bij Fantasy staat en steek het gangpad over. Ik zie bordjes met geschiedenis en heelal, wil terugkeren naar de afdeling fictie en daar heb je de baard. Natuurlijk. “Kan ik u helpen?” vraagt hij vriendelijk. Ik leg hem uit dat ik in de bib van Berchem op zoek was naar De Hobbit en dat we daar op de computer hadden gelezen dat er hier in Deurne nog 2 exemplaren zouden liggen. Hij bukt zich en vindt evenmin een Tolkien in het rek. “ Misschien bij de jeugd? “ opper ik. Hij schudt zijn hoofd, gaat naar de computer, kijkt nog eens en loopt dan toch naar de glazen wand.
Tolkien staat bij de jeugd. De baard gniffelt en geeft me een piepklein exemplaar van De Hobbit. Ik zou er een vergrootglas moeten bijnemen maar ik bedenk me dat mijn dochter zo’n pocketformaat geweldig zal vinden.

Ik leg het miniformaatje met kikker op de rug (of is het een pad) op de toog van de balie.Het doet me deugd te zien dat ze me hier nog helpen. Geen scanners in Deurne. Mensen.
De vrouw lijkt met haar lange grijze haren en fonkelende oogjes zelf uit een sprookjesboek te zijn gestapt en neemt mijn mini Tolkien vol bewondering vast. “Oh hier zou ik zo in willen beginnen lezen, mag ik hem houden?” Ik zie ontelbare rimpels zich plooien in een prachtige lach. Haar lange oorbellen wiebelen mee. “Wat een mooi exemplaar, ik ben jaloers.”
De baardman kijkt beteuterd, “ Ik zal mevrouw wel verder helpen.”
Ze is kordaat. “Nee hoor, help jij dat meisje daar even.”

Ik geef de prachtige heks mijn A-Kaart en vraag me af of ze hier toen ook al zat. 

Het zou kunnen.