Vlees

“Dag” zegt de buurman.
De buurman waarvan ik weet dat hij iets met vlees doet omdat hij een camionette heeft waarop in grote rode letters MEAT staat geschreven, en die nu ook met een elektrische BMW rijdt, een feit dat ik met zekerheid durf te zeggen omdat er sinds kort een lange gele kabel vanuit zijn kelder over de stoep loopt en eindigt in een gat in een BMW.
Ik glimlach en knik. Hij lacht naar mijn hond die een windel rond zijn staart heeft. “Oei, gekwetst?”
“Niet echt”, zeg ik, “Hij heeft een bobbel waar hij niet aan mag likken. Het is moeilijk een hond uit te leggen dat hij ergens niet aan mag komen.” De buurman blijft nu ter hoogte van mij stappen en ik voel dat hij verwacht dat ik mee verder wandel, naast hem. Hij lacht nu opvallend en lijkt iets dubbelzinnigs te bedenken als antwoord, ik zie het aan zijn acrobatische wenkbrauwen “ Ja, het is heel moeilijk om ergens niet aan te mogen komen . ”
Ik krijg geen tijd om erover na te denken. “Hoe gaat het?” vraagt hij me, alsof we een band hebben. Ik voel me heel ver van hem afstaan, een brede rivier kolkt tussen ons in. Was er niet ooit een raadsel waarbij je een oplossing moest bedenken om de ene persoon naar de andere te brengen, maar er was geen brug. Het was iets met boomstammen. Of de rivier moest dichtvriezen. Ik heb het eigenlijk altijd moeilijk met die vraag. Omdat ik daar geen antwoord op kan geven.Want heel oprecht. Ik weet niet hoe het met me gaat. Ik zie mezelf staan met de hond en zijn windel om zijn staart en denk,
het is 2 november. Hoe moet het met me gaan?
Ik maak me ervan af met een heel bescheiden waggel van mijn hoofd, een soort, “ça va”. Ik ga er dan vanuit dat de emotioneel voldoende ontwikkelde mens weet dat ik me niet in een topperiode bevind maar dat ik leef en zelfs soms ook blij ben met een zonnestraal. Of iets kleins dat me verrast. Maar dat ik ook momenten heb waarop het verlangen naar geborgenheid me wanhopig doet janken als een puppy wiens staart vastzit in een vossenklem.
“En met u?” vraag ik, ik kijk in zijn rond wit gezicht met zwart brilmontuur. Ook zijn haren zijn zwart. Hij lijkt te kloppen. Een figuur die je kan tekenen.
“Ik wilde eigenlijk naar de voetbal met mijn zoon”, zegt hij luid. Verontwaardigd. “Ik kom al van st Idesbald, Oostduinkerke. Ze blijven maar bestellen. En ik vind geen personeel. Ja, de jeugd van tegenwoordig wil niet werken hè! Ik heb een paar koelcellen en als je daar het vlees in moet gaan halen, ja da’s maar 5°, da’s koud hè. En ….. “ Ik raak hem kwijt. Ik vind de link niet met het voetbal en zijn zoon. Ik vang nog iets op van “Geld is niet alles maar… “ Hij stapt in zijn elektrische BMW en wenst me een fijn weekend. “Voor u ook” zeg ik op automatische piloot. Ik zie dat de zetel waarin hij ploft van donkerbruin leder is. Het dashboard zwart. Een opvallend en mooi interieur. Het lijkt niet te passen in de omgeving.
Ik laat de hond met de groteske windel nog wat ruiken aan verroeste spatborden en natgeregende vuilniszakken. Er staan er nog veel. De kauwen hebben er met hun snavels gaten in geprikt.
Ze werden niet opgehaald gisteren. Op 1 november staat iedereen stil bij wat niet meer is.
Ook vuilnis.
Ik druk op het knopje van de garagepoort sleutel en zie, terwijl ik de hond zijn leiband losklik, dat de grijze bestelwagen van de familie van Nina zich aan de overkant parkeert.
Nina zit in mijn hart. Ik weet dat ze moet opgroeien bij een onuitstaanbare, altijd ontevreden en furieuze stiefmoeder. Ik zie ze als een vuurtoren uitpieken boven haar echtgenoot. Lelijk roepend, foeterend.
En nu gaat het niet anders.
Ik laat de garagepoort nog even open. Ze weten niet dat ik naar hen kijk. Ik gedraag me als het rode kruis, ik sta er, stand by, voor als het moet. De man is in de fout gegaan. Iets met een sleutel en de voordeur. Ze brult dat het zo niet hoort. Dat het zo niet kan.
Met kordate stappen verdwijnt de vuurtoren uit het zicht. Ik sta nog steeds in de opening van de garagepoort en kijk naar de hangende schouders van de echtgenoot.
Hij helpt zijn jongste uit de auto. Sluit de schuifdeur van de camionette en neemt het handje van het meisje.

Samen lopen ze huiswaarts.
In stilte.