goed volk?

De VPRO toonde me met enige vertraging een aflevering van Jeroen Meus over vissers in Røst, een minuscuul Noors eiland dat bekend staat om haar stokvis. ’s Winters wordt het er nooit kouder dan 0° en het is dé geschikte plek om kabeljauwen na de vangst op te hangen aan een haak en te lagen drogen in de wind. Stokvis, haakvis had ook gekund. Lekker ook volgens Jeroen, maar een visser waarschuwde ons toch om er niet te veel van te eten want het droge vlees (zeg je dat van vis?) trekt àl het vocht uit je lijf en je droogt ervan uit.

Raar sfeertje daar in Røst. Ons kent ons. En natuurlijk veel brute kracht. Testosteron op golven. En humor die niet fijnbesnaard kan worden genoemd. De teams op de boten werken vaak al tientallen jaren samen en hebben geen woorden nodig om de grote spartelende aaseters het dek op te sleuren. Jeroen stond er een beetje onwennig naar te kijken maar deed zijn best. Om nuttig te zijn. Als kijker meevaren had wel iets, er werd vooral weinig geluld. Terug aan land kregen we te horen dat er een bedrukte stemming heerst in Røst, een donkere wolk dreigt boven de samenleving: Shell. De olieraffinaderij zou plannen hebben en als die uitgevoerd worden zal er geen leven meer mogelijk zijn op het Noorse eiland. Ik zeg geen leven, want zonder visvangst zal alles eindigen. Een inwoner noemde zijn toekomstbeeld “een enkele reis naar de hel”. Echt dieper werd er niet op ingegaan. We moesten nog koken. Jeroen had gezelschap van een leraar, een echte schoolmeester die elk kind van het eiland al onder zijn vleugels had gehad. Toen de kok vroeg naar zijn familieleven kregen we te horen dat zijn vrouw ervandoor was net als zijn dochter die toen ze 12 werd het stadsleven wilde ontdekken en daarna nooit meer was teruggekeerd. De schoolmeester keek stilletjes naar de maaltijd op zijn bord dat hij zelf bereid had maar bleek uiteraard geen zin te hebben om er dieper op in te gaan. De man keek met een schuldige blik, heel even maar, een fractie van een seconde, en Jeroen pikte die op. De stilte die erop volgde woog op de maaltijd. Maar uiteraard was er geen verdere aandacht voor dit onderwerp, onze kok deed wederom zijn best, om het eten smakelijk te noemen. “Oh, is het maar eenvoudig, wat stukken vis…” ” En toch smaakt het.” zei de Leuvenaar. Ik vond het plots niet meer lekker. De schoolmeester kreeg in mijn ogen een andere rol, welke macht had zo’n man in zo’n kleine gemeenschap. Waarom gaat een dochter lopen? Om niet terug te keren. Door het raampje achter de beide heren strekte zich het weidse landschap uit van Røst. Aantrekkelijk kon je het niet noemen. En ik was blij dat ik er niet was.